Home / Authenticiteit van de Bijbel / Een christenclaim; Dankzij onze manuscript traditie kunnen we de woorden van Jezus (as) herleiden?

Een christenclaim; Dankzij onze manuscript traditie kunnen we de woorden van Jezus (as) herleiden?

We krijgen te horen van evangelisten, we hebben zo’n brede manuscript traditie van de Bijbel als gevolg daarvan weten we wat Jezus (vrede zij met hem) of diens apostelen hebben gezegd.

Laten we de claim onder de loep nemen; Jezus (as) is volgens de christenen gestorven rond het jaar 33. Tot aan het jaar 100 zijn er geen enkele manuscripten beschikbaar van de evangeliën of van de brieven van Paulus.

In de tweede eeuw zijn er slechts een select aantal manuscripten beschikbaar. Volgens de tekstgeleerden valt met zekerheid te zeggen dat P52 en P90 tot de vroege 2e eeuw behoren (115-160).

De manuscript dat met zekerheid dateert uit de tweede eeuw, genaamd p52, bestaat slechts uit drie of vier verzen uit het Bijbelgeschrift Johannes.

Dit geldt ook voor P90, alhoewel daar iets meer verzen in voorkomen zijn het slechts handjevol verzen uit het Bijbelgeschrift Johannes. Evenzo behoren de twee manuscripten tot dezelfde geografie en tekstraditie.

Volgens sommigen zou hier ook P104 aan toegevoegt moeten worden, die behoort namelijk volgens hen tot de late tweede eeuw. De manuscript heeft slechts enkele verzen van het Bijbelgeschrift Matteus.

Kurt Aland, hoofd van het instituut; “New Testament Textually research in Germany” schrijft het volgende;

“Over de volgende manuscripten kan met zekerheid gezegd worden dat ze behoren tot de tweede eeuw; P52 en P90. De overige zijn; p32, p46, p64+67, p66 and p77. Die behoren volgens Kurt Aland en diens onderzoeksteam tot eind tweede eeuw of begin-midden derde eeuw. (1)

Niet alleen Kurt Aland en diens onderzoeksteam beweren dit, Bart D. Ehrman schrijft het volgende in zijn werk ‘Textual critisicm of The New Testament;

“is that the data are severely limited, particularly if one is specifically
interested in the transmission of the text in the second century, to
which not even such early manuscripts as P45 and P66 can be dated
with confidence; moreover, even if one includes the early- or midthird
century papyri, these are all of Egyptian provenance, most of
them attesting the Alexandrian form of text, remarkable not for the
character of its variations so much as for its proximity to our reconstructed
originals. These do not provide the best data, then, for
understanding how the text was modified outside of the rigorously
controlled conditions of transcription associated with Alexandria.”

Het aantal manuscripten dat we beschikken dat met zekerheid toebehoort tot de tweede eeuw is dus nogal beperkt. Het feit dat het manuscripten zijn dat tot dezelfde tekst traditie behoren en zelfde geografie, maakt het volgens Ehrman lastig om te achterhalen wat er in de oorsprong stond. Gezien het feit dat in manuscripten die volgden op de tweede -eeuwse manuscripten nogal wat toevoegingen, veranderingen en bijwerkingen zijn gedaan valt het dus volgens Ehrman niet te achterhalen wat in de originelen stonden. Of zelfs wat er in de tweede eeuw stond in de evangeliën.

Het feit dat de christenen geloven dat bijvoorbeeld het geschrift van Marcus is opgetekend in het jaar 65. Kunnen we aan de hand van de tweede -eeuwse manuscripten niet achterhalen wat hier in stond. Allereerst is het Bijbelgeschrift van Marcus niet volledig te vinden in manuscript vorm dat dateert uit eerste of tweede eeuw. Ten tweede zijn er geen manuscripten te vinden die tot andere tekst tradities of geografieën behoren en die stammen uit de tweede eeuw, zodat de verschillende manuscripten uit verschillende geografieën onderzocht kunnen worden. Tenslotte het aantal verzen dat door kerkvaders wordt geciteerd is heel beperkt, zoals Bart D.Ehrman aangeeft, hierbij vallen niet totale manuscripten uit te herleiden. Kerkvaders als Iranaeus die dateren uit de late tweede eeuw, aan de hand van diens geschriften kunnen geen complete manuscripten uit herleid worden.

Niet alleen Bart d.Ehrman en Kurt Aland zetten vraagtekens over manuscripten die door christenen worden toegekend aan de tweede eeuw. In het werk ‘Early christian book in Egypt”staat het volgende;

“There are no first century New Testament papyri and only very few can be attributed to the second century
(?52 ?90 ?104, probably all the second half of the century) or somewhere between the late second
and early third centuries (?30, ?64+67+4, 0171, 0212). Biblical scholars should realize that some of
the dates proposed by some of their colleagues are not acceptable to Greek paleographers and
papyrologists.” Cf. R.S Bagnall, Early Christian Books in Egypt (Princeton: Princeton University
Press, 2009), 1–49, who earlier noted that dates proposed for certain New Testament papyri are
too early and generally need to be re-evaluated”. (3)

Laten we aannemen, for the sake of argument, dat al de data’s die christenen toekennen kloppen. Dan nog beschikken we niet eens over 50 procent van de Bijbelmanuscripten tot aan het jaar 200. Dus ruim 170 jaar na de dood van jezus (vrede zij met hem) hebben we niet eens meer dan de helft van de manuscripten. Zodoende is het natuurlijk absurditeit dat een christen claimt; we hebben een brede manuscript traditie aan de hand daarvan weten we de oorspronkelijke woorden van Jezus (vrede zij met hem) te achterhalen. (4)

 

 

 

 

 

 

(1) http://unveiling-christianity.net/2010/09/28/the-new-testament-greek-manuscripts/
(2) Bart D.Ehrman, Studies in The Textual Criticism of the New Testament, 75.
(3) Lincoln H. Blumell, Luke 22:43–44:
An Anti-Docetic Interpolation or
an Apologetic Omission?, 6.

(4) http://www.dts.edu/read/wallace-new-testament-manscript-first-century/