Home / Actualiteit en het christendom / De holocaust en de kerkvaders

De holocaust en de kerkvaders

Velen die ik ken, respecteren de Joden en hebben de gedachtegang dat hun huidige manier van leven eerbiedwaardig is, een dodelijke opinie is het.” – John Chrysostom (344-407), Against the Jews, Homily 1, Chapter 3.

” Zeg niet zoals bepaalde liederen dat het verbond zowel van de Joden is als van ons. Nee, het is van ons, zij verloren het in diens geheel vlak nadat Mozes het ontving”. – Epistle of Barnabas (130-138), Chapter 4, verzen 6-7)

” Het is verkeerd om over Jezus Christus te hebben en tegelijkertijd zoals de Joden leven. Het is immers niet zo dat christendom in Jodendoom geloofde, maar Jodendom in christendom.” – Ignatius bishop of Antioch (98-117) , Epistle to the Magnesians

” Wij zouden ook net zoals jullie, de Joden, ons laten besnijden, de Sabbath volgen en al jullie feesten, indien wij niet wisten waarvoor jullie die geboden kregen, namelijk: vanwege jullie zonden en jullie hardheid van jullie harten. De teken van het besnijdenis is jullie gegeven zodat jullie een teken droegen ter apartheid van de andere volkeren en van ons, christenen. Reden hiervan was dat jullie, en enkel jullie, zouden de situaties zoals nu lijden. Dat alleen jullie land in bezit van anderen zou komen, dat jullie steden verwoest zouden worden door vuur en dat jullie fruiten gegeten zouden worden door vreemdelingen, voor jullie ogen. En dat niemand van jullie de stad, Jeruzalem, jullie eigen stad, zouden binnentreden. En daarom is jullie besnijdenis een teken van jullie zonden en de zonde van jullie voorvaderen. Zo ook de Sabbath.” – Justin Martyr (138-161), Dialogue with Trypho the Jew

” We concluderen met volle vertrouwen dat de Joden nooit meer in hun vorige toestand zullen verkeren omdat zij de meest zondige daad hebben gepleegd, namelijk: de Redder van de mensheid in val brengen. Als gevolg daarvan was de stad, Jeruzalem, waar Jezus leed, terecht verwoest. Het Joodse volk is verdreven van hun land en een ander wordt nu door God ”de gezegende uitverkorenen” genoemd.” – Origen of Alexandria (185-254)

” De synagoge is erger dan een hoerenhuis. Een plek voor wilde beesten en de tempel van de duivels en van afgodsdienaren. Een plek van bijeenkomst van de moordenaars van Christus, een huis slechter dan een bar. Deze woorden gelden ook voor hun zielen. Ik haat de synagoge en ik haat de Joden voor hetzelfde reden.” – John Chrysostom (344-407)

” Ik haat die vijanden van de Bijbel! U weet niet hoe veel ik begeer dat u hen zou afslachten met uw tweesnijdend zwaard, opdat geen één van hun overbleef om uw woord te lasteren!” – St.Agustine (354-430), Confessions 12.14

” Ja, ik heb tegen jullie, jullie Joden ! Jullie die tot heden de Zoon van God ontkennen. Ik heb zelfs de twijfel of een Jood wel daadwerkelijk een mens is….Jij die die een Jood is! Jij brute beest, in de ogen van de mensheid.” – Peter the Venerable (The Roots of Christian Anti-Semitism, Malclom Hay)

En twee uitspraken van de grote oprichters van de Protestantse beweging:

” Wat dan zullen wij, christenen, doen met dit vervloekte ras die Joden heten? Zij wonen onder ons en wij kennen hun leugens en hun godslastering en gevloek…Allereerst, hun synagoges moeten in brand gestoken worden, en wat daarna niet verbrand is moeten we bedekken met onreinheid opdat niemand het meer kan lezen. En dit alles moeten we doen in de eer van God en christendom. Ten tweede, moeten we hun huizen afbreken en vernietigen. Want wat zij in synagoge praktiseren, doen zij ook in hun huizen. Ten derde, ze moeten afstandelijk gehouden worden van hun gebedsboeken en de Talmud, die vol is met godslastering, leugens, gevloek en afgoderij. Ten vierde, hun Rabbijnen moeten bedreigd worden met de dood opdat zij niet meer lessen mogen geven. En als punt vijf, paspoort en reistoestemming moet verboden worden voor de Joden. Laat ze maar thuis blijven. – Martin Luther (1543), On the Jews and Their Lies, Translated by Martin H. Bertram, “On The Jews and Their Lies, Luther’s Works, Volume 47”; Philadelphia: Fortress Press, 1971.

” Their [the Jews] rotten and unbending stiffneckedness deserves that they be oppressed unendingly and without measure or end and that they die in their misery without the pity of anyone.” – Johannes Calvijn, A Response To Questions and Objections of a Certain Jew (Excerpt from “Ad Quaelstiones et Objecta Juaei Cuiusdam Responsio,” by John Calvin; The Jew in Christian Theology, Gerhard Falk, McFarland and Company, Inc., Jefferson, NC and London, 1931).