Home / Actualiteit en het christendom / Het Bijbel experiment deel 2

Het Bijbel experiment deel 2

De christenen claimen dat de verzen uit het Oude Testament zijn geabrogeerd, dit zou betekenen dat die wetten toen van toepassing waren maar vandaag niet. Alhoewel dit een discussiepunt is onder de christenen, want er zijn nog steeds christenen die claimen dat de wet in de Thora gevolgd dient te worden, laten we discussie voor het al dan niet opvolgen van de wet voor wat het is.

We hebben een selectie gemaakt uit voornamelijk het Bijbelgeschrift Leviticus dat wordt toegekend aan Moesa (vrede zij met hem) waarin er zwaardere en hardere straffen worden toegepast dan de islamitische wetgevingen;

Leviticus 7:20Maar iemand die, terwijl onreinheid hem aankleeft, vlees eet van het vredeoffer dat de Heretoebehoort, die zal uit zijn volksgenoten uitgeroeid worden. 21En wanneer iemand iets onreins aanraakt, onreinheid van mensen of onreine dieren of enig onrein kruipend gedierte, en eet van het vlees van het vredeoffer dat de Here toebehoort, dan zal hij uit zijn volksgenoten uitgeroeid worden.

Leviticus 18; 28opdat het land u niet uitspuwe, wanneer gij het verontreinigt, zoals het uitgespuwd heeft het volk, dat vóór u was. 29Want ieder die iets van al deze gruwelen doet, – degenen, die ze doen, zullen uit het midden van hun volk uitgeroeid worden

 

Leviticus 19; 7Indien het dan toch op de derde dag gegeten wordt, zal het iets verfoeilijks wezen, het zal niet welgevallig zijn. 8Wie het eet, zal zijn ongerechtigheid dragen, omdat hij het heilige des Heren ontwijd heeft; zo iemand zal uit zijn volksgenoten worden uitgeroeid.

Leviticus 20: 1De Here sprak tot Mozes: 2Tot de Israëlieten zult gij zeggen: Iedere Israëliet en iedere vreemdeling, die in Israël vertoeft, die van zijn kinderen aan de Moloch geeft, zal zeker ter dood gebracht worden: het volk des lands zal hem stenigen. 3Ook zal Ik mijn aangezicht tegen die man keren en hem uit het midden van zijn volk uitroeien, omdat hij van zijn kinderen aan de Moloch gegeven heeft, om mijn heiligdom te verontreinigen en mijn heilige naam te ontwijden.

 

4Indien echter het volk des lands oogluikend toelaat, dat die man van zijn kinderen aan de Moloch geeft en hem niet ter dood brengt, 5dan zal Ik mijn aangezicht tegen die man en tegen zijn geslacht keren en Ik zal hem en allen die hem in zijn overspelige verering van de Moloch volgen, uit het midden van hun volk uitroeien

 

9Wanneer er iemand is, die zijn vader of zijn moeder vervloekt, die zal zeker ter dood gebracht worden; zijn vader of zijn moeder heeft hij vervloekt, zijn bloedschuld is op hem.

 

15Een man die met een dier gemeenschap heeft, zal zeker ter dood gebracht worden; het dier zal men afmaken.

27Wanneer een man of een vrouw door zich de geest van een dode laat spreken of een waarzeggende geest bezit, zullen zij zeker ter dood gebracht worden; stenigen zal men hen, hun bloedschuld is op hen.

Leviticus 21; 9En wanneer een priesterdochter zich ontheiligt door ontucht te plegen, dan ontheiligt zij daarmee haar vader; met vuur zal zij verbrand worden.

Leviticus 23; 29Want ieder die zich op die dag niet zal verootmoedigen, zal uitgeroeid worden uit zijn volksgenoten.

Leviticus 26; 7En gij zult uw vijanden vervolgen, en zij zullen voor uw aangezicht door het zwaard vallen. 8Vijf van u zullen honderd achtervolgen, en honderd van u zullen tienduizend achtervolgen, en uw vijanden zullen voor uw aangezicht door het zwaard vallen.

Exodus 3:22iedere vrouw moet dan van haar buurvrouw en van haar huisgenote zilveren en gouden voorwerpen vragen en klederen, die gij uw zoons en dochters te dragen geeft; zo zult gij de Egyptenaren beroven.

Psalm 137
7Reken, o Here, de kinderen Edoms
de dag van Jeruzalem toe;
hun die zeiden: Breekt af, breekt af,
tot op de grond ermee!
8Gij, dochter van Babel, ter verwoesting bestemde,
gelukkig hij, die u zal vergelden
hetgeen gij ons hebt aangedaan;
9gelukkig hij, die uw kinderen zal grijpen
en tegen de rots verpletteren.

Jozua 16 10Maar de Kanaänieten, die te Gezer woonden, hebben zij niet verdreven, zodat de Kanaänieten in het midden van Efraïm zijn blijven wonen tot op de huidige dag. Doch zij waren gebracht tot slaafse herendiens