Home / Actualiteit en het christendom / Het afhakken van handen in de Bijbel

Het afhakken van handen in de Bijbel

In Deuteronomium 25-12 staat het volgende: ” 11Als twee mannen aan het vechten zijn en de vrouw van een van hen mengt zich erin om haar man te helpen en grijpt de ander bij zijn schaamdelen, 12dan moet zonder pardon haar hand worden afgehakt.”
In de commentaar van ‘Barnes’ staat hier het volgende over: “de straf was normaal in die tijd”.
De christenen beschuldigen de moslims ervan dat zij ‘onmenselijke’ straffen hebben. Terwijl een duidelijk gebod dat werd voorgeschreven aan Mozes het afhakken van handen toeliet. Zij – de christenen – beledigen dus een gebod van God die hij volgens hen destijds had toegestaan.
Terwijl de islam voorschrijft dat in sommige gevallen bij diefstal de hand afgehakt dient te worden, schrijft de Bijbel het voor aan de vrouw die haar man bijstaat in een gevecht, waarbij haar hand afgehakt dient te worden indien ze de geslachtsdeel van de tegenstander heeft geraakt.
De christenen beoordelen de geboden van God niet volgens haar eigen geschriften maar volgens de normen van de atheïsten.