Home / Info over Islam / De verschillen tussen de vier wetscholen

De verschillen tussen de vier wetscholen

De Fransman Lois Massignon schrijft het volgende; “We hebben de moslims veranderd en kapot gemaakt. We hebben hun geloof en fundamenten van het geloof aangetast. Ook hebben we hun humanistische principes verwijderd. We hebben ze geassimileerd in de westerse beschaving, als gevolg hiervan zijn ze op ons gaan lijken. Het leren van de Islam, het bidden, het leren van de Koran, dit allen hebben we gekenmerkt als achterlijk en achteruitgang, waarop de moslims dit als waarheid zijn gaan accepteren. De meerderheid van de moslims gelooft niet meer in de volledige waarheid van deze zaken (dus van de Koran en Soennah), we hebben ervoor gezorgd dat ze twijfels kregen wat betreft hun godsdienst en de geloofsbelijdenis en pilaren van de godsdienst. Als gevolg hiervan zijn ze in een diepe leegt beland, ten gevolge hiervan is het werk van de missionarissen vergemakkelijkt”.[1]

Eén van de punten waarover onwetendheid bestaat onder de moslims zijn de vier wetscholen. Hebben de vier wetscholen wel een fundament binnen de religie? Waren er al verschillende benadering onder de metgezellen en wat zei de profeet (vrede en zegeningen zij met hem) over de meningsverschillen?

Het is voldoende dat de Boodschapper van Allah (vrede en zegeningen zij met hem) heeft gezegd; “Als een rechter met wetenschappelijke inspanning over een zaak oordeelt (ijtahada) en gelijk heeft, ontvangt hij twee beloningen. Als hij met wetenschappelijke inspanning oordeelt (ijtahada) en ongelijk heeft, ontvangt hij één beloning. Qasim ibn Mohammed(vrede en zij met hem), één van de zeven beroemde geleerden van Medina, zei; “meningsverschillen tussen de metgezellen van Mohammed zijn een genade voor de dienaren van Allah de Verhevene”.[2] Ibn Sa’d heeft in zijn Tabaqat als volgt overgeleverd; “Meningsverschillen tussen de Metgezellen van Mohammed (vrede en zegeningen zij met hem)is een genade voor de mensen. De kalief Umar ibn ‘Abd al-‘Aziz (moge Allah hem genadig zijn) zei; ‘het zou mij niet verheugen als de Metgezellen van Mohammed(vrede en zegeningen zij met hem)niet van mening hadden verschild, want hadden zij niet van mening verschild, dan zouden er geen voorbeelden van versoepelingen van de wet door bijzondere omstandigheden (rukhsa) beschikbaar zijn”.[3]

Ebu Sa´id el Hudri (vrede zij met hem) heeft het volgende overgeleverd over de metgezellen; “twee metgezellen waren onderweg waarop de tijd van het gebed was aangebroken, doordat er geen water aanwezig was verrichten zij de kleine wassing met aarde, na een bepaalde tijd, waarop de tijd voor het nieuwe gebed niet was aangebroken, vonden zij ergens water, waarop één van de metgezellen besloot om opnieuw zijn gebed te verrichten, de tweede metgezel deed dit echter niet. Toen dit werd voorgelegd aan de profeet (vrede en zegeningen zij met hem) zei de Profeet (vrede en zegeningen zij met hem) het volgende; “de metgezel die niet opnieuw heeft gebeden heeft in overeenstemming met de Soennah gehandeld, gezien het feit dat er geen water voor handen was, de tweede metgezel die het gebed opnieuw verrichte heeft echter twee beloningen ontvangen”.[4]

In de Saheeh van imam Bukhari komt de volgende Hadieth voor; “de profeet (vrede en zegeningen zij met hem) zei het volgende; “bidt niet het asr gebed voordat jullie Bani Kureyza bereiken”, toen de metgezellen (vrede zij met hen allen) onderweg waren brak de tijd aan voor het verrichten van het asr gebed. Toen de tijd verstreek en de tijd van het nieuwe gebed bijna was aangebroken besloot een deel van de metgezellen om het gebed te verrichten. Zij zeiden het volgende; “de profeet (vrede en zegeningen zij met hem) bedoelde dat we snel moesten zijn, dus dat we voordat de tijd van asr was verlopen al bij Bani Kuzeyra moesten zijn, gezien het feit dat het gebed is aangebroken moeten we deze verrichten”.

Een ander deel van de metgezellen namen de hadieth echter letterlijk en zeiden, de profeet(vrede en zegeningen zij met hem) heeft ons verteld dat we asr kunnen bidden pas als we Bani Kuzeyra bereiken. Dus besloten ze om het gebed van asr nog niet te verrichten.
Toen de meningsverschil aan de profeet (vrede en zegeningen zij met hem) werd voorgedragen heeft hij geen van de twee meningen afgekeurd. Meningsverschillen onder de metgezellen wat betreft de tafseer van een hadieth werden dus getolereerd door de profeet (vrede en zegeningen zij met hem) dit heeft ook de basis gevormd van de wetscholen. De meningsverschillen bestonden toen al en de meerdere meningen werden niet afgekeurd door de profeet (vrede en zegeningen zij met hem).

Op basis hiervan wordt er overgeleverd dat imam Abdullah bin el Mubarek (118-181) het volgende heeft gezegd; “Zeg niet dat is de mening van Abu Hanifa maar zeg dit is de tafseer van de Hadieth”.[5]

Er wordt overgevelerd dat Ibn Hazm het volgende heeft gezegd; “Alle hukm (oordelen) die de Mujtaheed imams hebben overgeleverd, ook al kent de leek het bewijs niet, is een onderdeel van de Shariah, degene die deze oordelen ontkennen en zeggen dat de imams iets hebben verkondigd wat Allah (swt) heeft verboden is van het ware pad afgedwaald.[6]

De meningsverschillen komen tot stand door een verschil in benadering, zodoende beschouwt imam Abu Hanifa (vrede zij met hem) een hadieth sterker indien deze is overgeleverd door een overleveraar die een faqieh is[7] Tevens moet de overleveraar niet leiden aan vergeetachtigheid sinds hij is begonnen met het overleveren van hadieth. Mocht dit wel het geval zijn dus dat hij de hadieth met verschillende woorden heeft overgeleverd of een verandering heeft aangebracht in de Sanad (overleveraarsketen) dan wordt hij niet als betrouwbaar geacht aangezien hij de hadieth niet naar behoren heeft gememoriseerd.[8]

Dit geldt ook voor de overleveraars – die als mestoer worden aangeduid- dit zijn overleveraars waar geen kritiek op wordt geuit of waarover geen goedkeuring over te vinden is. Er zijn geleerden die deze overleveraars en hun overleveringen authentiek achten als deze zich bevinden in de eerste drie overleveraarsketen van een hadieth. Imam abu Hanifa (vrede zij met hem) was van mening dat een overleveraar mocht er geen goedkeuring of kritiek geuit zijn, maar wel hadieth overgeleverd zijn van de desbetreffende overleveraar, dan moet de hadieth wel in overweging genomen worden, want iemand waar niks negatiefs over bekend is zijn getuigenis is aanvaardbaar en dit blijkt duidelijk uit de Soennah van de profeet(vrede en zegeningen zij met hem). Als gevolg hiervan kunnen we concluderen dat de hadieth imams ook bij het beoordelen van een overleveraar gebruik maken van de Soennah van de profeet (vrede en zegeningen zij met hem) en dat ze de beoordeling van een overleveraar niet uit hun duim zogen, maar dat dit overeenkomstig diende te zijn met de praktijk van de profeet(vrede en zegeningen zij met hem).[9]

Er wordt overgeleverd dat imam Abu Hanifa het volgende heeft gezegd; “Zolang de mensen zich bezighouden met de hadieth dan zullen ze op het juiste pad bevinden, zouden ze kennis willen vergaren buiten de hadieth dan zullen ze van het ware pad afdwalen”.[10]

Op een dag zegt El-Humeydi (de Shaykh van imam Bukhari) tegen Imam es-Saffi (ra) accepteer jij de volgende hadith? Waarop imam Safi antwoord; “heb jij mij uit de kerk zien komen?, het is vanzelfsprekend dat ik de hadieth van de profeet accepteer”.

Imam Malik (95-179) heeft gezegd; “de Soennah van de profeet (vrede en zegeningen zij met hem)is als de boot van Noah (vrede zij met hem) wie plaatsneemt op de boot zal gered worden, wie dat niet doet zal verdrinken”.

Imam Ahmad ibn Hanbel (vrede zij met hem) heeft gezegd; “Wie de hadieth van de profeet (vrede en zegeningen zij met hem) niet accepteert, die zal het niet redden”.
De grote imams zijn eensgezind dat ieder moslim zich zou moeten houden aan de hadieth– de overleveringen – over de profeet (vrede en zegeningen zij met hem), echter is er een verschil in benadering.

Er wordt door ibni Abidin (vrede zij met hem) overgeleverd dat imam abu Hanifa (vrede zij met hem) heeft gezegd; “is er een saheeh hadieth die ik niet heb gehoord, dan is dat mijn wetschool”.

Als commentaar hierop schrijft muaddith Shaykh Abdulgaffar Uyunu’sud el-Hanefi (vrede zij met hem) het volgende; “dit betekent niet dat indien jij een hadieth ziet in de Kutub-i Sitte (de 6 boeken van Hadith, die allen volgens de auteurs saheeh zijn) die niet in overeenstemming is met de hanafi-wetschool dat je dan moet eisen van anderen dat zij de saheeh hadieth volgen en de mening van zijn wetschool links moeten laten liggen. De eis van een saheeh hadieth die niet in overeenstemming is met de wetschool, geldt voor de mujtaheeds binnen de wetschool, die de oesoel kennen en weten wat de eisen zijn van de imams binnen de wetschool om een hadieth saheeh te verklaren. Zodoende kan de hadieth die jij aanhaalt binnen de kutup-i sitte verworpen zijn door een andere. Of kan de hadieth die jij naar voren haalt niet authentiek bevonden worden door de imams binnen de wetschool, aangezien ze niet voldoen aan de strenge eisen voor een overleveraar binnen de wetschool. Of de matn (interpretatie) van de hadtih kan op een andere manier geïnterpreteerd worden”.

Kadi Abu Yusuf (vrede zij met hem) ging naar bedevaart, toen hij daar hoorde over een hadieth die het verkopen van Waqf onwettig verklaarde, zei hij het volgende; “dit is een groot bewijs, als Imam Aboe Hanifa, hiervan op de hoogte was geweest had hij het ook verboden”.[11] Kadi Ebu Yusuf heeft het volgende gezegd; “wat betreft de tafseer van de hadieth, heb ik niemand gezien die meer bekwaam was dan Abu Hanifa, hij was beter dan ik in het verifiëren van hadieth”.
Over Kadi Ebu Yusuf levert Yahya bin Main (aangeduid door imam Dhahabi, als de sultan onder de hadiethgeleerden) het volgende; “Onder de Ahlul Ray heb ik niemand bekwamer gezien dan Abu Yusuf in het verifiëren, overleveren en memoriseren van hadieth”.[12]

imam ed-Dhahabi (vrede zij met hem) heeft het volgende gezegd in zijn Tezkiratu’l- Huffaz, blz 627-628 over de hadieth geleerden die in de periode van 257-282 zijn gestorven; “Ya Shaykh, wees barmhartig tegen je nafs en kijk niet met minachting tegen de shaykhs uit deze periode, ook al zal een shaykh behoren tot de grootste in onze tijd, dan nog zullen ze de shaykhs uit deze periode niet evenaren. Dit zegt imam Dhahabi die een grote muaddith was uit zijn tijd. En zijn tijd wordt gekenmerkt door grote hadieth geleerden, hij zegt dus dat deze hadieth geleerden niet van het kaliber van de voorgaande hadieth geleerden kunnen zijn.

Ik wil graag afsluiten met de woorden van de grote salafi Shaykh Fawzaan: “het is geoorloofd en toegestaan om een wetschool te volgen, indien iemand de rang van Mujtaheed niet heeft bereikt”.

 

[1] Lois Massignon, Su Dergisi; Yil; 1, sayi 3, Mayis-Haziran 2005.

[2] Al-Bayhaqi, Al Madkhal.

[3] Al- Ta’liq al Muyassar 321.

[4] cem´u´l-Fevaid, bkz Ebu Davud, Taharet, 128-en-Nesai, “Hayz”,28.

[5] Aliyyul Kari, El Cevahirul Mudiyye, II, 460

[6] Mawlana Zafer Ahmed el-Othmani, Incau’l- Vatan, s53.

[7] fikhu Ehlil Irak ve Hadisuhum,35.

[8] Aliyyul Kari, Serhu Musned abu Hanifa,3.

[9] Imam es Serahsi, Usul’s-Serahsi,1,370.

[10] Es-Sarani, El-Mizanu’l Kubra, 1, 52.

[11] imam es-Serahsi, El Mebsut, XII, 28.

[12] Ibn Hacer el Haytami, El hayratu’l-Hisan,23.