Home / Tegenstrijdigheden in de Bijbel / De manuscripten van de Bijbel

De manuscripten van de Bijbel

In de canoniek van het jaar 180, die door Ireaneus van Lyon is opgesteld,  zijn slechts de eerste brief van Petrus opgenomen en de eerste brief en tweede brief van Johannes, maar in de canoniek die twee eeuwen later plaatsvind georganiseerd door Athanasius van Alexandrie in 367 zien we dat er twee van Petrus worden opgenomen en drie van Johannes. Hoe kan het zo zijn dat in de eerste canoniek onder leiding van Ireaneus van Lyon deze brieven niet zijn opgenomen, maar twee eeuwen later wel? Waarom achtten de bijbelgeleerden onder leiderschap van Ireaneus het niet authentiek om deze brieven op te nemen, maar de geleerden een paar eeuwen later wel? De christenen gedurende deze periode – dus van 180 tot 367 – hadden een ander Bijbel dan de huidige, want de tweede en derde brief van Johannes zat er niet bij en de tweede brief van Petrus ook niet. Hoe verklaar je dit?

Het antwoord is simpel; Frederic Lenoir in zijn werk Hoe Jezus God werd zegt het volgende; De openbaring van Petrus en die van Paulus zijn lang na de vier als ‘orthodox’ beschouwde evangeliën geschreven en zijn dus niet afkomstig van discipelen die Jezus hebben gekend; op grond daarvan worden ze niet als ‘authentiek’ beschouwd. In de Codex Sinaiticus dat een manuscript is van de christelijke Bijbel geschreven in het midden van de vierde eeuw was ‘de brief van Barnabas’ en ‘de herder van Hermas’ wel opgenomen in het Nieuwe Testament, in de huidige Bijbel zien we deze brieven echter niet terug. Zodoende werd een deel van de Bijbel gedurende het jaar 180 en 300 niet als authentiek beschouwd, maar een paar eeuwen later wel. De huidige Bijbel is dan ook niet identiek aan de canoniek van de Bijbelgeleerden die in het jaar 180 is gedaan. Hoe kan je van Gods word spreken als er voortdurend bladzijdes worden verwijderd en toegevoegd?

Daarnaast zien we dat er enkel aan de Codex Sinaiticus in de periode tussen het jaar 400 en 1200, 14000 aanpassingen zijn gedaan, door 9 verschillende auteurs.

Op de inleiding van de site van de statenbijbel wordt hier het volgende over gezegd;

het ontbreken van originele handschriften van evangelies zegt trouwens niets over de authenticiteit ervan. De belangrijkste nog bestaande handschriften van het NT dateren uit de vierde eeuw. Het oudste bekende christelijke handschrift bevat een paar verzen uit Johannes; het gaat om een stukje papyrus dat gedateerd wordt op ca. 130 na Christus en dat zich thans in Manchester bevindt.”[1]

We hebben de originelen van de manuscripten niet, en zelfs niet de eerste kopieën van de originelen, of zelfs maar kopieën van de kopieën van de originelen. Wat we hebben zijn de kopieën die veel later gemaakt zijn. In de meeste gevallen zijn ze vele eeuwen later gemaakt. Al deze kopieën verschillen van elkaar, op vele duizenden plaatsen.[2]  De eerste redelijke kopie die we hebben van de brief aan de Galaten (dit manuscript is fragmentarisch; dat wil zeggen dat er enige delen ontbreken) is een papyrus die P46 wordt genoemd die teruggaat tot ongeveer 200. n.C. We kunnen de kopie waarvan P46 is gemaakt niet reconstrueren. Was het een nauwkeurige kopie? En zo ja, hoe nauwkeurig? Er moeten fouten in hebben gestaan, omdat er in de kopieën die zijn gemaakt na het exemplaar van P46 volstaan met fouten.

In 1707 publiceerde John Mill, een lid van het universiteitsbestuur van Queens College Oxford, zijn onderzoeksresultaten. Mill onderzocht honderd Griekse manuscripten van het Nieuwe Testament. Daarnaast onderzocht hij zorgvuldig de geschriften van de vroeger kerkvaders om te zien hoe zij de tekst citeerden – in de veronderstelling dat men de manuscripten die de kerkvaders ter beschikking hadden kon reconstrueren door hun citaten te onderzoeken. Op basis van deze intensieve inspanning van dertig jaar om materiaal te verzamelen, publiceerde Mill zijn tekst met apparaat waarin hij plaatsen van variatie aangaf onder alle bewaard gebleven materialen die hij ter beschikking had. Mills concludeerde dat er zo’n dertigduizend plaatsen van variatie onder de bewaard gebleven getuigenissen; dertigduizend plaatsen waar verschillende manuscripten, citaten van kerkvaders en versies verschillende lezingen hadden van het Nieuwe Testament. Hij had in feite veel meer dan dertigduizend plaatsen van verschil gevonden. Hij voerde niet alles aan wat hij ontdekte; variaties in woordvolgorde , bijvoorbeeld liet hij weg.[3]

Wat waren deze verschillen?

Er is sprake van twee soorten veranderingen tussen de manuscripten; onopzettelijke veranderingen en opzettelijke veranderingen. Onopzettelijke veranderingen werden verergerd door het feit dat de Griekse manuscripten werden geschreven in scriptuo-continua – grotendeels zonder punctuatie of zelfs spaties tussen woorden. Dit houdt in dat woorden die op elkaar leken vaak werden verwisseld. [4] Enkele fouten zal ik hier behandelen;

In Johannes 17;15 bijvoorbeeld, zegt Jezus in zijn gebed over zijn volgelingen; “ik vraag niet dat Gij hen weghoudt van de wereld, maar dat Gij hen weghoudt van den boze”.

In een van de beste manuscripten van de Bijbel, de Codex Vaticanus uit de vierde eeuw, zijn de woorden ‘wereld……van de’ echter weggelaten, zodat Jezus nu het ongelukkige gebed ‘ik vraag niet dat Gij hen weghoudt van de boze’ uitspreekt. Een ander voorbeeld zal ik nu geven van opzettelijke veranderingen; soms veranderen schrijvers hun teksten, omdat ze dachten dat de tekst een feitelijke fout bevatte. Dit is het geval in het begin van Marcus, waar de auteur zijn evangelie inleidt met de woorden; ‘Gelijk geschreven staat bij de profeet Jesaja; “Zie, ik zend mijn bode voor uw aangezicht uit (….) maakt recht zijn paden”. Het probleem is dat het begin van het citaat helemaal niet van Jesaja is , maar een combinatie is vaan een passage uit exodus 23;20 en een uit Maleachi 3;1. Schrijvers zagen in dat dit een moeilijkheid was en veranderden de tekst – in enkele manuscripten – daarom in; ‘Gelijk geschreven staat bij de profeten’. De toeschrijving aan Jesaja is in de oude manuscripten te vinden. [5]

Er zijn ook genoeg veranderingen aangebracht aan de oudst mogelijke manuscripten, zodoende stonden de verzen over de overspelige vrouw ook niet in Johannes. Dit geldt ook voor Marcus 16; 9-20, de verzen ontbreken in onze twee oudste en beste manuscripten van het evangelie van Marcus; de schrijfstijl wijkt af van die van de rest van de evangelie; de overgang tussen deze passage en de voorgaande is moeilijk te begrijpen (Maria Magdalena wordt bijvoorbeeld in vers 9 geïntroduceerd alsof ze nog niet genoemd was, ook al komt ze in de voorgaande verzen voor; er is een ander probleem met het Grieks waardoor de overgang nog ongelukkiger wordt); en een groot aantal woorden en zinnen in de passage wordt nergens anders in Marcus aangetroffen. Kortom, het bewijs is voldoende om vrijwel alle tekstgeleerden ervan te overtuigen dat deze verzen een toevoeging zijn.[6]

Vervolgens geeft D.Ehrman nog vele andere voorbeelden. Hij schrijft ook over enkele opmerkelijke bevindingen gedurende zijn Bijbelstudie ;

ik koos een passage in Marcus 2, waar Jezus oog in oog komt te staan met de Farizeeërs, omdat zijn discipelen door een graanveld waren gelopen en tijdens de sabbat van het graan hadden gegeten..………hij herinnert de farizeeërs eraan wat de grote koning David had gedaan toen hij en zijn mannen honger hadden. Ze waren de tempel binnengegaan ‘toen Abjatar hoogpriester was’ en hadden de toonbroden gegeten, die alleen door de priesters  gegeten mochten worden. Een van de bekende problemen van deze passages is dat als je de passage die Jezus citeert opzoekt (1 Sam 21;1-6) blijkt dat David dit niet deed toen Abjatar hogepriester was, maar dienst vader Ahimelek hogepriester was. Met andere woorden, dit is een van de passages waarnaar verwezen wordt om aan te tonen dat de Bijbel helemaal niet onfeilbaar is, maar fouten bevat, aldus Bart D. Ehrman.[7]

 

[1] http://www.statenvertaling.net/nieuwe-testament.html(27-11-2014).

[2] Bart D.Ehrman, de evolutie van de Bijbel, 20.

[3] Idem, 97.

[4] Idem, 104.

[5] Idem, 108.

[6] Idem, 79, worden nog andere voorbeelden genoemd.

[7] Idem, 19 en 20.