Home / Actualiteit en het christendom / Het Bijbel experiment deel 3

Het Bijbel experiment deel 3

In deel 1 hebben we aangegeven dat God de wetten in de Thora als eeuwig en volmaakt beschouwd. In deel 2 hebben we uitgelegd dat er onenigheid bestaat onder de christenen over het al dan niet opvolgen van de wet. Tenslotte willen we erop wijzen dat ook al zouden de christenen van mening zijn dat de wet geabrogeerd is dan nog dienen ze de handelingen en de straffen te respecteren gezien het feit dat God deze wetten volmaakt noemt.

We hebben dit keer het Bijbelgeschrift Jozua onder de loep genomen. Leest u met ons mee;

Jozua 1: 18Ieder die uw bevel weerstreeft en niet hoort naar uw woorden, wat gij hem ook bevelen zult, zal ter dood gebracht worden. Alleen, wees sterk en moedig!
Jozua 6;17Doch de stad en al wat erin is, zal door de ban de Here gewijd zijn; alleen de hoer Rachab zal in leven blijven, zij en allen die met haar in het huis zijn, omdat zij de boden die wij uitgezonden hadden, heeft verborgen.

19Al het zilver en goud en de koperen en ijzeren voorwerpen zullen de Here heilig zijn: het zal bij de schat des Heren komen.

21 toen sloegen zij alles wat in de stad was, met de ban, zowel man als vrouw, zowel jong als oud, tot runderen, schapen en ezels toe, met de scherpte des zwaards.

24De stad echter en alles wat erin was, verbrandden zij met vuur; alleen het zilver, het goud en de koperen en ijzeren voorwerpen voegden zij bij het schat van het huis des Heeren.

Jozua 7; 15

15En wie aangewezen wordt als schuldig aan de ban, zal met vuur verbrand worden, hij en al wat hem toebehoort, omdat hij het verbond des Heren overtreden en een schandelijke dwaasheid in Israël gedaan heeft
Jozua 7: 25

25En Jozua zeide: Zoals gij ons in het ongeluk hebt gestort, zal de Here u op deze dag in het ongeluk storten. Toen stenigde heel Israël hem, en men verbrandde hen met vuur, en wierp stenen op hen

Jozua 8; . 8Zodra gij de stad hebt bezet, zult gij haar in brand steken; naar het woord des Heren zult gij het doen; ziet, ik heb het u geboden

24Zodra Israël gereed was met alle inwoners van Ai te doden in het veld, in de woestijn, waar zij hen vervolgd hadden, en deze allen tot de laatste man door de scherpte des zwaards gevallen waren, keerde geheel Israël terug naar Ai en sloeg het met de scherpte des zwaards

25Allen die op die dag vielen, zo mannen als vrouwen, waren twaalfduizend, al de burgers van Ai

26 6En Jozua trok zijn hand, waarmee hij de spies uitgestrekt hield, niet in, voordat hij alle inwoners van Ai met de ban geslagen had.

29De koning van Ai spietste hij op een paal tot aan de avondstond; tegen zonsondergang gebood Jozua, dat men zijn lijk van de paal zou afnemen en men wierp het neer bij de ingang van de stadspoort; daarna richtte men boven hem een grote steenhoop op, die er is tot op de huidige dag.

Jozua 10; 26Vervolgens sloeg Jozua hen, doodde hen en spietste hen op vijf palen, en zij bleven hangen op de palen tot de avond

Jozua 10; 28Op die dag nam Jozua Makkeda in en hij sloeg het met de scherpte des zwaards, ook zijn koning; hij trof het en alle levende wezens, die daarin waren, met de ban, hij liet niemand ontkomen en deed met de koning van Makkeda, zoals hij met de koning van Jericho gedaan had.

32en de Here gaf Lakis in de macht van Israël; men nam het in op de tweede dag en sloeg het met de scherpte des zwaards, alle levende wezens, die daarin waren, geheel zoals hij met Libna gedaan had

Jozua 11: 11Zij versloegen alle levende wezens, die daarin waren, met de scherpte des zwaards, de ban voltrekkend; niets wat adem had, bleef over en Hasor verbrandde hij met vuur
Jozua 11: 10Terzelfder tijd keerde Jozua terug en nam Hasor in, en zijn koning sloeg hij met het zwaard; want Hasor was eertijds het voornaamste van al deze koninkrijken. 11Zij versloegen alle levende wezens, die daarin waren, met de scherpte des zwaards, de ban voltrekkend; niets wat adem had, bleef over en Hasor verbrandde hij met vuur. 12Verder heeft Jozua alle steden van deze koningen, en al hun koningen, overwonnen en hen geslagen met de scherpte des zwaards; hij trof hen met de ban, zoals Mozes, de knecht des Heren, geboden had. 13De steden echter, die op haar heuvels lagen, heeft Israël niet verbrand, met uitzondering alleen van Hasor, dat Jozua verbrand had. 14De gehele buit uit deze steden, benevens het vee, hebben de Israëlieten buitgemaakt; alle mensen echter hebben zij geslagen met de scherpte des zwaards, totdat zij hen verdelgd hadden; zij lieten niets overblijven wat adem had. 15Zoals de Herezijn knecht Mozes geboden had, zo had Mozes Jozua geboden en daarnaar heeft Jozua gehandeld: hij heeft niets nagelaten van al wat de Here aan Mozes geboden had.

Jozua 11: . 20Immers, de Here had het zó beschikt, dat zij met een verstokt hart de strijd met Israël aanbonden, opdat men hen, zonder genade, met de ban slaan en hen verdelgen zou, zoals de Here Mozes geboden had
Jozua 2429Het geschiedde na deze gebeurtenissen, dat Jozua, de zoon van Nun, de knecht des Heren, stierf, honderd en tien jaar oud.